PLANTAARDIGE CELLEN 

Plantaardige cellen bestaan uit; celkern, celwand, kernmembraan, cytoplasma, vacuole, celmembraan, en plastiden. In het cytoplasma van cellen komen plastiden voor chloroplasten bladgroenkorrels deze korrels geven het blad de groene kleur. Chromoplasten gekleurde korrels, chromoplasten zijn veranderende choloplasten. Zoals een tomaat eerst groen is en daarna rood. En leukoplasten zetmeelkorrels, hier slaan planten

 

WEEFSEL VAN PLANTEN 

Een groep cellen die veel op elkaar lijken en dezelfde functie hebben, noem je een weefsel. Je hebt 4 verschillende soorten weefsel, groeiweefsel, transportweefsel, vulweefsel en opperhuidweefsel. In de worteltoppen en knoppen van een plant zit groeiweefsel. Ook zaden van planten bevatten groeiweefsel. Als er een zaad op de grond terecht komt, groeit daar weer een plant uit. In bollen bevindt zich ook groeiweefsel. Een bol is eigenlijk een hele kleine stengel met bladeren. 

 

ORGANEN VAN PLANTEN 

Een zaadplant is een organisme en bestaat uit organen. Dat zijn de wortels, stengels, zaden, vruchten, blad en bloem.  De functie van wortelen zijn; Vast houden van een plant in de wortels, opnemen van water en opgeloste mineralen en het opslaan van reserve voedsel. stengels dragen de bladeren en bloemen. Onder de grond gaan de stengels meestal over op wortelen, bij sommige planten gaan de stengels ook onder de grond, zoals bij een aardappel. Stengels zijn onder te verdelen in houtachtige stengels oftewel takken en kruidachtige stengels. Stengels bestaat  uit; eindknoppen, okselknoppen, bladoksel, lid en knoop. Een eindknop is een knop waar nog een stengel uit kan groeien, een okselknop is een knop in een bladoksel waar een zijstengel uit kan groeien. Bladoksel is de hoek tussen bladsteel en stengel. Een lid is een stuk stengel tussen 2 knoppen. Een knoop is een plaats waar een zijstengel uit de hoofdstengel komt. Zaden zijn; blad komkommer, tomaat, courgette, aubergine en nog veel meer. Bladeren bestaan uit; zijnerf, hoofdnerf, bladmoes en bladsteel. het gehele blad noem je de bladschijf. Het bladsteel verbind het blad met de tak. Het bladmoes is het weefsel tussen de nerven van het blad, de cellen van bladmoes bevatten bladgroenkorrels. De hoofdnerf is de belangrijkste nerf voor het aan en afvoeren van water met opgeloste stoffen van delen van het blad. De zijnerf is een vertakking van de hoofdnerf die water en opgeloste stoffen vervoert van en naar het blad. Bloemen zorgen voor de voortplanting. De bloem bestaat uit kroonblad, stempel, helmknop, helmdraad, stijl, vruchtbeginsel, zaadknop, bloembodem, kelkblad en bloemsteel. Het kroonblad is meestal gekleurd om insecten te lokken. De stempel is het plakkerige deel van de stamper. De helmknop is het bovenste gedeelte van de helmdraad waar stuifmeel gevormd wordt. De helmdraad is het onderste deel van de stamper. Deel van de stamper tussen vruchtbeginsel en stempel. Het vruchtbeginsel is het onderste deel van een stamper. In de zaadknop bevindt zich de eicel. De bloembodem is het stuk van de stengel waar het vruchtbeginsel op staat,het kelkblad beschermt de knop en is meestal groen. De laatste is bloemsteel is de stengel waar de bloem aan zit.